Fragmenten uit : ‘Echte Blommen …’
… Aart gaat na de verhuizing, in de maanden voordat ook hij naar de lagere school gaat, niet meer naar de kleuterschool. Dat betekent dat hij de eerste winter veel thuis is en hij is dan ook degene die nog precies weet hoe een huishouden in die tijd zijn beslag kreeg. Hij zit er met zijn neus bovenop als Ma ‘s morgens vroeg de smeulende kooltjes in de kachel met een pook ‘oprakelt’ en de iele blauwachtige vlammetjes veranderen in gretig lekkende roodoranje vlammen, tot een lading kolen uit de kolenkit het oplaaiende vuur dempt. Hij mag de schuiven van de haard die de zuurstoftoevoer regelen open- en dichtschuiven. Soms lukt het niet meer, tot ergernis van Ma, de kachel op te rakelen. Dan zit er niets anders op deze ‘uit te halen’ en met behulp van aanmaakhoutjes en proppen krantenpapier opnieuw aan te maken. De as, opgevangen in de asla, gaat in de metalen vuilnisemmer, om die reden vaak asemmer genoemd. Er was veel minder huisvuil, weinig was nog voorverpakt, plastic nog maar net aan zijn opmars begonnen.
Op maandag hangt Aart, als hij tenminste niet wordt weggestuurd, over de rand van het lavet in het bijkeukentje, waarin Ma met behulp van een zeepklopper – alle restjes zeep werden zo opgebruikt – sop heeft gemaakt voor de gigantisch grote wekelijkse was, die dan nog met de hand wordt gedaan. Het geribbelde metalen wasbord doet goede diensten bij het schrobben van de kledingstukken. Gebiologeerd kijkt hij toe hoe lakens en handdoeken platgewalst door de twee rollen van de wringer aan de achterkant als pakketjes weer verschijnen, als Ma aan de slinger draait. Misschien mag hij ook even draaien of de houten knijpers aangeven als tenslotte de was wordt opgehangen aan de lijnen op het achterbalkon die met een katrol opgehesen worden. Als het buiten vriest, hangt de was op rekjes aan deuren of rond de kachel te drogen. Op maandagavond is de maaltijd eenvoudig: macaroni met ham en kaas of rijstebrij met boter en basterdsuiker. Of ook wel een ‘kliekje’ van zondag …
… Een half uur voor schooltijd dient Aart, als hij dienst heeft, op zijn post te zijn voorzien van koppel en spiegelei. Bij regen is er een speciale lange, witte regenjas. Het betekent altijd als eerste de klas uit. De regels van het brigadierschap zijn streng: ‘Wacht rustig tot er een goede gelegenheid is om over te steken en laat vooral het snelverkeer niet stoppen. Steek ook nooit over als er een tram of bus nadert. Als het goede moment is bepaald, houdt de schoolbrigadier zijn spiegelei flink omhoog met de platte kant naar het verkeer en roept: Klaar …over!, waarna er rustig en kalm wordt overgestoken, in rijen van twee, de kleinsten hand in hand. Mocht er tijdens het oversteken plotseling een auto aankomen die de brigade in gevaar zou kunnen brengen, ga dan vóór de kinderen staan, spreid je armen uit en roep: Stop! Is de auto voorbij, dan roep je weer: Klaar … over! En je vervolgt rustig je weg.’ En tot slot: ‘Koppel en spiegelei, alsmede witte jas en zuidwester dienen regelmatig gereinigd te worden met water en zeep. Als een witte jas schade heeft bekomen, dan kan deze omgewisseld worden op het Hoofdbureau van Politie.’ Wat een verantwoordelijkheid voor een elf- of twaalfjarige in een tijd dat er dan wel minder verkeer was, maar dat auto’s onbetwist de dienst uitmaakten …
… De erker is namelijk met stip de meest geliefde plaats in huis; het balkon verdient een goede tweede prijs. Dat heeft zo zijn consequenties. Als Ma ziet dat er een paar huizen verderop bij kruidenier Bloemraad een fiets is omgevallen, stuurt ze een van de kinderen naar buiten om deze overeind te zetten. En als het glad is en leveranciers met hun gemotoriseerde karretjes de helling naar de brug over de Boerenwetering niet halen, neemt zij de kokosmatten uit de keuken en de gang, en draagt haar zoons op om met behulp hiervan de onfortuinlijke chauffeurs te helpen door de matten voor de wielen te leggen. Ze vinden het de gewoonste zaak van de wereld. In korte tijd zullen ‘de broertjes Blom’ bekend staan bij buren en winkeliers vanwege hun behulpzaamheid …
… Tante Dien, een begrip in de buurt, was de ‘bloemenvrouw’ net om de hoek op de Hobbemakade, voor de meubelzaak van Gosewehr. Jarenlang bemande zij daar een bloemenstal. Dat ‘bemande’ klopte aardig, ze stond haar mannetje, maar ‘stal’ kwam pas later, de eerste jaren was het een handkar met emmers erop. Die handkar mocht daar ‘s nachts niet blijven staan, en daar komt Aart op het tapijt. ‘s Morgens haalt hij deze voor haar uit een loods in de Govert Flinckstraat. De brug maakt deze klus extra zwaar, niet alleen het duwen naar boven vraagt kracht, ook het tegenwicht geven op de afrit doet een appel op spieren en beleid. De emmers vult hij vervolgens met water, dat bij de visboer vandaan moet komen, een honderd meter verderop. De bevoorrading door de groothandel vindt ter plekke plaats. In de namiddag zeult hij de kar met de overgebleven bloemen weer terug, nadat hij eerst het trottoir grondig heeft geboend. In de winter maakt tante Dien een houtskoolvuurtje onder de kar om bevriezing van de bloemen tegen te gaan. Zelf loopt zij er dan bij als een maanmannetje, vele kledinglagen over elkaar onder de lange leren jas en als finishing touch een flink formaat hoofddoek, die haar tanige gezicht nauwelijks vrijlaat. Haar humeur daalt tegelijk met de temperatuur of fluctueert aan de hand van de verkoopcijfers …
Fragmenten uit: Over leven in zaken, een familiegeschiedenis
… Hard werken en zuinig zijn, dat was het parool in die jaren. Drees, die als premier vier kabinetten voorzat, deed zijn uiterste best de ergste woningnood te lenigen en de armoede te bestrijden. Het gezin G. vormde geen uitzondering, duizenden gezinnen hadden moeite rond te komen, leefden met het talrijke kroost in krappe huizen, vermaakten hun kleding en keerden ieder dubbeltje om. De maaltijden waren zeer karig, een presentje met Sinterklaas kon er amper af. Een paar sokken in je schoen, of een zelfgebreide muts, naast een paar autootjes of knikkers, dat was heel normaal voor Hans. Toch bewaart hij goede herinneringen aan deze familiefeesten, al was er vaak de teleurstelling dat je wensen op het zorgvuldig samengestelde verlanglijstje niet altijd werden vervuld. Misschien dan op zijn verjaardag, een week later, hoopte hij tegen beter weten in.
De naoorlogse periode was economisch gezien natuurlijk van grote invloed op het dagelijkse leven, maar daarbij speelde voor het gezin de omstandigheid mee dat de kostwinner zich dan wel een gewiekst en vaak aimabel handelaar toonde, maar van boekhouden en financiën weinig kaas had gegeten. Keer op keer brak hem dat op, waarbij hij onbezonnen het ene gat met het andere vulde tot de zaak weer eens barstte. Ook had hij er patent op met de verkeerde mensen in zee te gaan, mensen die gouden bergen beloofden, waar hij maar al te graag gehoor aan gaf. Lang niet altijd was er daardoor geld voor de meest elementaire levensbehoeften …
… Om onduidelijke redenen sloot Cor in 1956 de melkhandel en de kruidenierszaak en begon een nieuw bedrijf: de verhuur van wasmachines. Een gat in de markt, al snel beschikte hij over honderd Hoovers, die voor een rijksdaalder werden verhuurd. Een uitgekiend tijdschema en zorgvuldige administratie waren voorwaarden voor het welslagen. Het transport van de machines ging per bakfiets en Hans ging graag mee om te helpen, wat er op neerkwam dat hij op de bakfiets paste als zijn vader de machines naar de klanten bracht. Op zijn schouder en vaak naar een tweede of derde etage. Maar na korte tijd was de boekhouding een chaos, waardoor hij opnieuw in de schulden raakte. Hij vergat te noteren aan wie hij machines had uitgeleend en de klanten lieten hem dit niet weten. Zijn volgende zet hield in dat hij de machines die nog rouleerden verkocht aan de huurders. Officieel was dat verboden omdat hij niet over de vereiste diploma’s beschikte, maar nu het tweedehands apparaten waren, viel de verkoop onder de ambulante handel. Dit bleek de start van nieuwe activiteiten: het opkopen bij de groothandel van beschadigde sanitaire artikelen en keukenapparatuur, die hij eigenhandig opknapte en vervolgens verkocht. Hans en zijn oudere broer Jan hanteerden na schooltijd ijverig vulsel en kwast …
… Wat betreft zijn vaders zaken was het halen en brengen. Nog steeds moesten er schulden worden afbetaald. Hans was een jaar of elf toen zijn moeder weer voor de klas ging staan om bij te dragen aan de schuldsanering. Haar salaris werd rechtstreeks naar de curator gestuurd. Ze werkte op de Broederschool aan de Keizersgracht, een school voor moeilijk opvoedbare jongens uit de binnenstad. Geen gemakkelijke baan, maar zij gaf de eerste de beste leerling die zich misdroeg een zodanig pak slaag, zo klein als ze was, dat haar gezag vanaf de eerste dag was gevestigd. Plezier had zij er echter niet in. Annie, de tweede dochter, werd van de huishoudschool gehaald om voor het gezin te zorgen. De leerplichtwet van 1900 gold nog in 1959, ook al was de zes jaar verplicht onderwijs opgerekt tot acht jaar, waarbij een uitzondering werd gemaakt voor meisjes die onmisbaar waren voor huishoudelijke arbeid in het gezin. Annie was toen veertien en de verantwoordelijkheid drukte zwaar. Na drie jaar waren de schulden niet afgenomen, de curator bleek het geld te gebruiken om zijn alcoholverslaving te onderhouden. Het hoofd van de Broederschool greep met succes in …